Rupel Formatie

Code
NMRU
Status
Formeel (Kuyl 1975; NAM & RGD 1980). Bijgewerkt (Van Adrichem Boogaert & Kouwe 1997; De Lang & Ebbing 2003).
Lithologische beschrijving

Zware, donkere bruingrijze siltige kleien, pyrietrijk en glauconietarm. Zowel naar de basis als de top gaan de kleien over in silten en langs de zuidelijke bekkenrand vrij abrupt in zanden (Vis et al 2016). De zanden zijn matig fijnkorrelig (150-210 µm) tot grofkorrelig (150-300 µm) en glauconiethoudend. Vuursteenkeien en fosforietknollen komen vaak aan de basis voor. De formatie bevat waarschijnlijk septarie carbonaat concentraties; deze zijn goed beschreven uit Belgische groeves (De Draen et al. 1999).

Afzettingsmilieu

Midden- tot buiten neritisch marien milieu (waterdieptes tot ongeveer 500 m). De zanden zijn afgezet in een ondiep milieu met ingeschakelde lagune afzettingen.

Definitie ondergrens

Ligt discordant over de Formatie van Tongeren, de Formatie van Dongen of oudere afzettingen. In de gebieden waar de basale zandige ontwikkeling ontbreekt, rusten de kleien van de Rupel Formatie direct op de laagpakketten van Asse of Engelsche Hoek. Dit maakt het bepalen van de grens moeilijk. Op boorgat metingen heeft de Rupel Formatie vaak wat hogere gamma-ray waarden dan de kleien van de Onder-Noordzee Groep. Biostratigrafische data kan behulpzaam zijn om de grens te bepalen.

Definitie bovengrens

In Midden- en Oost-Nederland en gedeeltelijk offshore in het noordoosten, wordt de eenheid concordant of licht discordant bedekt door zanden en siltige kleien van de Formatie van Veldhoven. In Zuid-Nederland heeft de Formatie van Veldhoven een dunne kleilaag aan de basis. In delen waar de Rupel Formatie gedeeltelijk geërodeerd is (in het vroeg Kenozoïcum op het hoog tussen Nijmegen en Leiden), is de grens vaak scherp en wordt de eenheid bedekt door de formaties van Breda of Naaldwijk. De Formatie van Breda bevat vaak glauconietrijkere zanden en kleien. De bovengrens is onduidelijk en veelal arbitrair in de gebieden waar de macroscopische kenmerken van de bedekkende klei dezelfde zijn als die van het Laagpakket van Boom.

Dikte indicatie
Tot meer dan 250 m.
Geografische verbreiding
Regionale correlatie

VK: Lark Formation; GER: Rupel Formation (Nederrijnse Laagvlakte); BEL: Rupel Group komt veelal overeen met de Rupel Formatie (Marechal & Laga 1988). De laatstgenoemde bevat plaatselijk ook wat oudere lagen (zie het Laagpakket van Vessem).

Ouderdom
vroeg Oligoceen (Rupelien).
Holostratotype
Boring:
Diepte (dikte) langs boorgat:
1103 - 1229 m (126 m)
Holostratotype
Opmerkingen:
Typegebieden:
- Laagpakket van Ratum: ontsluitingen van deze eenheid in het gebied tussen Winterswijk en Ootmarsum (Van den Bosch et al. 1975);
- Andere laagpakketten: typegebieden liggen in België;
- Laagpakket van Bilzen: het gebied rondom Bilzen (België);
- Kleiige eenheden zijn ontsloten in groeves van steenbakkerijen langs de Rupel en de Schelde (Marechal & Laga 1988).
Parastratotype
Boring:
Diepte (dikte) langs boorgat:
715 - 779 m (64 m)
Hypostratotype
Boring:
Diepte (dikte) langs boorgat:
1300 - 1410 m (110 m)
Oorsprong naam
Vernoemd naar de rivier de Rupel in België.
Vorige benaming(en)
Dumont (1849) was de eerste die deze naam gebruikte om het middelste deel van de Belgische Oligocene sequentie te beschrijven.
Gereviewed door (datum)
Dirk Munsterman (2018).
Referenties
De Craen, M., Swennen, R., Keppens, E. 1999. Petrography and geochemistry of septarian carbonate concretions from the Boom Clay Formation (Oligocene, Belgium). Geologie en Mijnbouw 77, 63–76.
De Lang, F.D., Ebbing, J.H.J. 2003. Beschrijving lithostratigrafische eenheid. Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO. Utrecht.
Dumont, A.H. 1849. Rapport sur la carte géologique du Royaume. Bulletin de l’Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 16 (2), 351-373.
Kuyl, O.S. 1975. Lithostratigrafie van de Mio-Oligocene afzettingen in Zuid-Limburg. In: Zagwijn, W.H., Van Staalduinen, C.J. (eds.), Toelichting bij geologische overzichtskaarten van Nederland. Rijks Geologische Dienst, Haarlem, 56-63.
Maréchal, R., Laga, P. (eds.) 1988. Voorstel lithostratigrafische indeling van het Paleogeen - Nationale Commissies voor Stratigrafie. Commissie: Tertiair, Belgische Geologische Dienst, Brussel, 208 p.
NAM & RGD 1980. Stratigraphic nomenclature of The Netherlands. Verhandelingen van het Koninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap 32, 77 p.
Van Adrichem Boogaert, H.A. & Kouwe, W.F.P. 1997. Stratigraphic nomenclature of The Netherlands, revision and update by RGD and NOGEPA, Section I, Tertiary. Mededelingen Rijks Geologische Dienst, 50, 1-39.
Van den Bosch, M., Cadée, M.C., Janssen, A.W. 1975. Lithostratigraphical and biostratigraphical subdivision of Tertiary deposits (Oligocene - Pliocene) in the Winterswijk-Almelo region (eastern part of The Netherlands). Scripta Geologica 29, 1-167.
Vis, G.-J., Verweij, H., Koenen, M. 2016. The Rupel Clay Member in the Netherlands: towards a comprehensive understanding of its geometry and depositional environment. Netherlands Journal of Geosciences 95 (3), 221-251. https://doi.org/10.1017/njg.2016.25 [OPEN ACCESS].
Citeer als
TNO-GDN ([YEAR]). Rupel Formatie. In: Stratigrafische Nomenclator van Nederland, TNO – Geologische Dienst Nederland. Geraadpleegd op [DATE] op https://www.broloket.nl/stratigrafische-nomenclator/rupel-formatie.